Multimeter Basiskennis

Inleiding

Multimeters. Zij zijn wel eens de rolmaat van het nieuwe millennium genoemd. Maar wat is een digitale multimeter (DMM) nu eigenlijk precies en wat kun je ermee doen? Hoe kun je veilig meten? Welke functies heb je nodig? Wat is de eenvoudigste manier om het meeste uit je meetinstrument te halen? Welke meter is het meest geschikt voor de omgeving waarin wordt gewerkt? Deze en andere vragen worden beantwoord in dit toepassingsadvies.

Technologie verandert onze wereld in een hoog tempo. Elektrische en elektronische schakelingen schijnen alles te doordringen, en zij worden steeds complexer en kleiner. De communicatie industrie floreert met mobiele telefoons en semafoons; Internetverbindingen hebben de elektronicamonteur meer onder druk gezet. Het onder- houden, repareren en installeren van deze complexe uitrustingen is alleen mogelijk met diagnose- apparatuur die nauwkeurige informatie geeft. Laten wij beginnen met uit te leggen wat een DMM is. Een DMM is simpel gezegd een elektronische rolbandmaat voor elektrische metingen. Soms is het instrument met allerlei speciale mogelijkheden uitgerust, maar een DMM meet hoofdzakelijk elektrische spanning, weerstand en stroom.

Kiezen van uw DMM

Bij het kiezen van de juiste DMM voor een specifiek karwei moet er niet alleen worden geke- ken naar de basisspecificaties maar tevens naar de kenmerken, de functies, de algemene waarde van het DMM-ontwerp en de zorgvuldigheid tijdens de productie van het instrument.

Betrouwbaarheid, met name onder zware omstandigheden, is tegenwoordig belangrijker dan ooit. Tegen de tijd dat de professionele DMMs gereed zijn om in gereedschapskisten te worden gelegd, zijn zij zwaar getest en uitgebreid beoordeeld.

De veiligheid van de gebruiker is een van de belangrijkste overwegingen bij het ontwerp van DMMs. Voldoende onderlinge afstand tussen de componenten, dubbele isolatie en beveiligde ingangen helpen bij verkeerd gebruik van de DMM voorkomen dat de gebruiker gewond en het instrument beschadigd raakt. De professionele fabrikanten als Fluke, Nieaf-Smitt ontwerpen zijn DMMs volgens de nieuwste en strengste veiligheidsnormen. Accessoires voor het meten van hoge stroomsterktes en temperaturen verruimen de mogelijkheden van de DMMs.

Enkele basisprincipes

Resolutie, digits en counts

De resolutie geeft aan hoe precies een meetinstrument kan meten. Als men de resolutie van een meetinstrument kent, kan men bepalen of er een geringe verandering in het gemeten signaal kan worden vastgesteld. Als de DMM bijvoorbeeld een resolutie van1mVinhetbereikvan 4V heeft, kan er tijdens het meten van een signaal van 1 V een verandering van 1 mV (1/1000 van n volt) worden vastgesteld.

U zou geen liniaal met inch- of centimeterverdeling kopen als u tot n kwart inch of n millimeter zou moeten meten. U heeft niet veel aan een thermometer die alleen in hele graden meet, als uw normale lichaamstemperatuur 36,6 graden Celsius is. U heeft dan een thermometer nodig met een resolutie van 0,1 graad.

De termen digits en counts worden gebruikt om de resolutie van een meetinstrument aan te geven. DMMs worden onderverdeeld naar het aantal counts of digits dat zij aangeven.

Een multimeter met een resolutie van 31/2 digit kan drie hele digits tussen 0 en 9 plus een halve digit weergeven; deze laatste wordt als 1 aangegeven of weggelaten. Een 31/2-digit multimeter kan 1.999 counts weergeven. Een 41/2-digit multimeter kan 19.999 counts weergeven.

Het weergeven van de resolutie van een multimeter in counts is eenduidiger dan in digits. De huidige 31/2-digit multimeters kunnen een verbeterde resolutie hebben van 3.200, 4.000 of 6.000 counts. Voor bepaalde metingen zijn multimeters met 3.200 counts meer geschikt. Een 1.999-count multimeter kan een waarde niet tot op ntiende volt nauwkeurig weergeven als u 200 volt of meer meet. Een 3.200-count multimeter kan echter tot 320 volt wel ntiende volt weergeven. Tot 320 volt is dit dezelfde resolutie als die van een duurdere 20.000-count multimeter.

Nauwkeurigheid

Nauwkeurigheid is de grootste toelaatbare meetfout die onder bepaalde bedrijfsomstandigheden kan optreden. Met andere woorden: het is een indicatie voor hoe dicht de op de DMM weergegeven meetwaarde bij de daadwerkelijke waarde van het gemeten signaal ligt.

De nauwkeurigheid van een DMM wordt normaliter uitgedrukt als een percentage van de meetwaarde. Een nauwkeurigheid van n procent van de meetwaarde betekent, dat bij een meetwaarde van 100,0 volt op het display de werkelijke spannings- waarde ergens tussen 99,0 en 101,0 volt kan liggen.

In de specificaties kan bovendien een aantal digits achter de basis- nauwkeurigheid staan. Hiermee wordt aangegeven hoeveel counts de digit helemaal rechts op het display mag afwijken. Het hierboven beschreven nauwkeurigheidsvoorbeeld zou er dus als volgt kunnen uitzien: (1 % + 2). Bij een meet- waarde van 100,0 volt op het display kan de werkelijke spanning in dit geval tussen 98,8 en 101,2 volt liggen.

De specificatie van analoge multimeters wordt bepaald door de meet- fout bij volle schaal en niet bij de weergegeven meetwaarde . De standaard-nauwkeurigheid van een analoge meter bedraagt 2 % of 3 % van de volle schaal. Bij ntiende van de volle schaal wordt dit 20 procent of 30 procent van de meet- waarde. De typische nauwkeurigheid van een digitale multimeter ligt tussen (0,7%+1) en (0,1%+1) van de meetwaarde, of beter.

De wet van Ohm

De spanning, stroom, en weer- stand in elke stroomkring kunnen met behulp van de wet van Ohm berekend worden. Volgens deze wet is de spanning gelijk aan de stroom maal de weerstand (zie afbeelding). Dus als twee van de waarden uit deze formule bekend zijn, kan de derde worden bepaald.

Een DMM maakt gebruik van de wet van Ohm om direct ohm, ampre of volt te meten en weer te geven. Op de volgende paginas zult u zien hoe gemakkelijk u met een DMM de door u gezochte antwoorden vindt.

Digitale en analoge displays

Met zijn hoge nauwkeurigheid en resolutie blinkt het digitale display uit; het kan voor elke meting drie of meer digits weergeven. Het analoge display met wijzer is veel minder nauwkeurig en heeft een lagere effectieve resolutie omdat men de waarden tussen de streepjes moet inschatten. Een bargraph toont net als een wijzer veranderingen en trends in een signaal, maar is duurzamer en raakt minder snel beschadigd.

Gelijk- en wisselspanning

Spanning meten

Een van de basistaken van een DMM is het meten van spanning. Een typische gelijkspanningsbron is een batterij of accu, zoals in uw auto. Wisselspanning wordt gewoonlijk opgewekt door een generator. Bekende wisselspanningsbronnen zijn de stopcontacten in uw huis. Sommige apparatuur zet wisselspanning om in gelijkspanning. Bijvoorbeeld elektronische apparaten zoals TVs, stereos, videorecorders en computers die u op een wisselstroom- stopcontact aansluit, gebruiken voorzieningen die gelijkrichters worden genoemd om de wisselspanning om te zetten in gelijkspanning. Deze gelijkspanning voedt de elektronische circuits in deze apparaten.

Het controleren van de voedings- spanning is gewoonlijk de eerste stap bij het opsporen van storingen in een stroomkring. Als er geen spanning aanwezig is, of als deze te laag of te hoog is, moet eerst het probleem met de voedingsspanning gecorrigeerd worden voordat er verder wordt gezocht. De bij wisselspanning horende golfvormen zijn f sinusvormig (sinus- golven) f niet-sinusvormig (zaagtand, blokgolf, rimpel, etc.). Hoogwaardige DMMs geven de RMS- of root mean square-waarde van deze spannings- golfvormen weer. De RMS-waarde is de effectieve waarde of de equivalente gelijkspanningswaarde van de wissel- spanning.

De meeste DMMs zijn average responding meetinstrumenten, wat wil zeggen dat zij de gemiddelde waarde berekenen. Deze multimeters geven correcte RMS-meetwaarden als het wisselspanningssignaal zuiver sinus- vormig is. Average responding-meters zijn echter niet in staat om niet-sinus- vormige signalen correct te meten. Niet-sinusvormige signalen kunnen worden gemeten met de speciale true-RMS-meetfunctie van de DMM, en wel tot aan de gespecificeerde crestfactor van de DMM. De crestfactor is de verhouding tussen de piekwaarde en de RMS-waarde van een signaal. Deze bedraagt 1,414 voor een zuiver sinus- vormige golf, maar is vaak veel hoger voor bijvoorbeeld de stroompuls van een gelijkrichter. Als gevolg daarvan geeft een average responding-meter vaak een veel lagere meetwaarde aan dan de werkelijke RMS-waarde.

De mogelijkheid van een DMM om wisselspanning te meten, kan worden beperkt door de frequentie van het signaal. De meeste DMMs kunnen wisselspanningen met frequenties van 50 Hz tot 500 Hz nauwkeurig meten, maar de bandbreedte voor het meten van wisselspanningen van een DMM kan honderden kilohertz groot zijn. Een dergelijke multimeter kan een hogere waarde meten en aangeven, omdat hij van een complex wisselspanningssignaal meer ziet .

De nauwkeurigheidsspecificatie van de DMM voor het meten van wissel- spanning en wisselstroom zou naast de nauwkeurigheid van het betreffende bereik ook het frequentie- bereik moeten vermelden.

Uitvoeren van spanningsmetingen

  • Kies de gewenste meetfunctie
  • V~ (wisselspanning) of
  • V= (gelijkspanning).
  • Sluit de zwarte meetprobe aan op de COM-ingang. Sluit de rode meetprobe aan op de V-ingang.
  • Als het meetbereik van de DMM alleen handmatig kan worden ingesteld, moet u het hoogste bereik kiezen om overbelasting van de ingang te voorkomen.
  • Raak over een last of stroombron (parallel met de stroomkring) met de meetpennen de stroomkring aan.
  • Bekijk de meetwaarde en let goed op de meeteenheid.


Opmerking:
Voor gelijkspannings- meetwaarden met de juiste polariteit () moet u met de rode meetprobe de positieve zijde van de stroomkring aanraken en met de zwarte probe de negatieve zijde of de aarde van de stroomkring. Als u de verbindingen omwisselt, geeft een DMM met automatische polariteitsomschakeling gewoon een minteken weer om aan te geven dat de polariteit negatief is. Bij een analoge multimeter riskeert u beschadiging van het instrument.

Opmerking:

1/1000V= 1 mV

1000 V = 1 kV

Er zijn hoogspanningsmeetprobes verkrijgbaar voor het repareren van TVs en beeldbuizen, waar spanningen van maar liefst 40 kV kunnen voorkomen. Let op: Deze probes zijn niet bedoeld voor werkzaamheden aan stroomverdeelinrichtingen waar hoogspanning gepaard gaat met hoge energie. Zij zijn juist bedoeld voor toepassingen met lage energiewaarden.

Weerstand, doorgang en diodes

Weerstand

Weerstand wordt gemeten in ohm (). Weerstandswaarden kunnen sterk verschillen, van enkele milliohm (m) bij contactweerstand tot miljarden ohm bij isolatoren. De meeste DMMs kunnen vanaf 0,1 meten, en sommige kunnen tot maar liefst 300 M (300.000.000 ohm) meten. Oneindige weerstand (open stroomkring) wordt op het display van sommige multimeters weergegeven als OL. Dit betekent dat de weerstand groter is dan het instrument kan meten.

Weerstandsmetingen moeten plaatsvinden bij spanningsloze stroomkring, anders zou het meetinstrument of de stroomkring beschadigd kunnen raken. Sommige DMMs zijn in de ohm-meetmodus beveiligd tegen een onvoorziene aansluiting op een spanningsvoerende stroomkring. Het beveiligingsniveau kan tussen de verschillende DMM-modellen sterk verschillen. Voor het nauwkeurig meten van lage weerstanden moet de weerstand in de meetsnoeren worden afgetrokken van de totale gemeten weerstand. De meetsnoerweerstand ligt standaard tussen 0,2 en 0,5 . Als de weerstand in de meet- snoeren hoger is dan 1 , moeten de meetsnoeren worden vervangen.

Als de DMM een testspanning van minder dan 0,6 V dc voor het meten van weerstand levert, kan het instrument de waarden van weerstanden meten die door middel van diodes of halfgeleiderjuncties in de stroomkring zijn gesoleerd. Hierdoor kunt u vaak de weerstanden op een printplaat controleren zonder dat u de weerstanden van soldeersel hoeft te ontdoen, zie afbeelding.

Uitvoeren van weerstandsmetingen:

  • Schakel de voeding van de door te meten stroomkring uit.
  • Kies weerstand ().
  • Sluit de zwarte meetprobe aan op de COM-ingang. Sluit de rode meetprobe aan op de -ingang.
  • Sluit de meetpennen aan over de component of over het gedeelte van de stroomkring waarvan u de weerstand wilt bepalen.
  • Bekijk de meetwaarde en let er goed op of de meeteenheid ohm (), kilohm (k) of megohm (M) is.

 

Opmerking:

1.000 = 1 k

1.000.000 = 1 M

Controleer altijd eerst of de voeding is uitgeschakeld, voordat u weerstandsmetingen uitvoert.

Doorbeltest

Een doorbel- oftewel hoorbare doorgangstest is een snelle go/no-go weerstandsmeting die herkent of een stroomkring open of gesloten is.

Met een DMM met doorbeltestfunctie kunt u vele doorgangstests snel en eenvoudig uitvoeren. De meter geeft een pieptoon wanneer hij een gesloten stroomkring vaststelt, zodat u tijdens het testen niet de hele tijd op het instrument hoeft te kijken. Het weerstandsniveau dat nodig is om de pieper van de DMM te activeren, verschilt van model tot model.

Diodetest

Een diode lijkt op een elektronische schakelaar. Hij kan worden ingeschakeld als de spanning boven een bepaald niveau ligt, meestal ca. 0,6 V bij een siliciumdiode, en hij laat stroom in n richting door. Bij het controleren van een junctie-diode of junctie-transistor geeft een analoge VOM (volt-ohm- milliampre) niet alleen sterk varirende meetwaarden, maar kan deze ook stromen tot 50 mA door de junctie sturen. Sommige DMMs hebben een diodetestfunctie. Deze functie meet en toont de werkelijke spannings- val over een junctie. Bij een siliciumjunctie moet de spanningsval minder dan 0.7 V bedragen in voorwaartse richting en de stroomkring open zijn in inverse richting.

Gelijk- en wisselstroom

Stroom meten

Stroommetingen verschillen van de overige DMM-metingen. Bij stroommetingen die alleen met behulp van de DMM worden uitgevoerd, moet het meetinstrument in serie met de door te meten stroomkring worden aangesloten. Dit betekent dat de stroomkring moet worden geopend en dat de meetsnoeren van de DMM moeten worden gebruikt om de stroomkring opnieuw te sluiten. Op deze manier gaat alle stroom in de stroomkring ook door de interne schakelingen van de DMM. Een indirecte methode om met een DMM stroom te meten, is met behulp van een stroomtang. De stroomtang omvat de geleider waardoor de stroomkring gesloten blijft en de DMM in serie wordt aangesloten.

Uitvoeren van stroommetingen

  • Schakel de voeding van de door te meten stroomkring uit.
  • Knip de stroomkring door of ontdoe hem van soldeersel om een plek te creren waar de meetprobes kunnen worden aangesloten.
  • Kies de gewenste meetfunctie A~ (wisselstroom) of A = (gelijk- stroom).
  • Sluit de zwarte meetprobe aan op de COM-ingang. Sluit de rode meetprobe aan op de amp- of milliamp-ingang, al naar gelang de te verwachten meetwaarde.
  • Sluit de meetpennen over de onderbreking op de stroomkring aan, zodat alle stroom door de DMM gaat (een serieschakeling).
  • Schakel de voeding van de stroomkring opnieuw in.
  • Bekijk de meetwaarde en let goed op de meeteenheid.

Opmerking: Als de meetsnoeren voor een gelijkstroommeting worden omgewisseld, wordt er op het display een weergegeven.

Ingangsbeveiliging

Een fout die regelmatig wordt gemaakt, is dat de meetsnoeren in de stroommeetingangen worden gelaten en dat er vervolgens wordt getracht een spanningsmeting uit te voeren. Gevolg is een directe kortsluiting over de bronspanning door een laagwaardige weerstand in de DMM, die shunt wordt genoemd. Er gaat een hoge stroom door de DMM en als het meetinstrument niet afdoende beveiligd is, kan dit leiden tot ernstige beschadiging van zowel de DMM als de stroomkring en eventueel zelfs tot lichamelijk letsel van de gebruiker. In industrile schakelingen met hoge voltages (240 V of hoger) kunnen extreem hoge foutstromen optreden. De stroommeetingangen van DMMs moeten daarom beveiligd zijn met een overbelastingszekering waarvan de capaciteit groot genoeg is voor de doorgemeten stroomkring. Multimeters waarvan de stroommeetingangen niet zijn afgezekerd, moeten niet worden gebruikt voor stroomkringen met hoge energiewaarden (> 240 V wisselspanning). Van DMMs mt ingangszekeringen moeten de zekeringen voldoende capaciteit hebben om een hoogenergetische fout op te vangen. De spannings- waarde van de zekeringen van de multimeter moet hoger zijn dan de maximale spanning die u verwacht te meten. Een zekering van 20 A, 250 V zou een bepaalde fout in de multimeter niet kunnen opvangen, als het instrument wordt aangesloten op een stroomkring met een spanning van 480 V. Er is een zekering van 20 A, 600 V nodig om een dergelijke fout in een stroom- kring van 480 V op te vangen.

Stroomtangen

Soms zult u een stroommeting moeten uitvoeren die de specificatie van uw DMM overschrijdt. En soms staat de situatie niet toe dat u de stroomkring opent om de stroom te meten. Voor deze toepassingen met hogere stroomwaarden (doorgaans meer dan 2 A), waar een hoge nauwkeurigheid niet noodzakelijk is, is een stroomtang bijzonder handig. Een stroomtang omvat de stroomgeleider en zet de gemeten waarde om naar een niveau dat de multimeter aankan.

Er bestaan twee basistypes stroomtangen: stroomtransformatoren, die alleen voor het meten van wisselstroom worden gebruikt, en Hall- effect-stroomtangen, die worden gebruikt voor het meten van wissel- of gelijkstroom.

Het uitgangssignaal van een stroomtransformator is normaliter 1 milliampre per ampre. Een waarde van 100 ampre wordt omgezet in 100 milliampre, een waarde die door de meeste DMMs veilig kan worden gemeten. De snoeren van de stroom- tang worden aangesloten op de ingan- gen mA en COM en de functie- schakelaar van de multimeter wordt op mA ac gezet.

Het uitgangssignaal van een stroomtang van het Hall-effecttype is 1 millivolt per ampre, wissel- of gelijkstroom. 100 A ac wordt bijvoorbeeld omgezet in 100 mV ac. De snoeren van de stroomtang worden aangesloten op de ingangen V en COM. Zet de functieschakelaar van de multimeter op de meetfuncties V of mV en kies V~ voor wisselstroom of V voor gelijkstroom. Het meetinstrument geeft voor elke gemeten ampre 1 millivolt aan.

Veiligheid

Multimeter safety

Veilig meten begint met het kiezen van het juiste meetinstrument voor de des- betreffende toepassing en het evalueren van de omgeving waarin het instrument zal worden gebruikt. Zodra u het juiste meetinstrument hebt gekozen, moet u dit volgens de juiste meet- procedures gebruiken. Lees vr gebruik van het instrument de gebruiksaanwijzingen goed door en let daarbij in het bijzonder op de met WAARSCHUWING en LET OP gemarkeerde passages. De Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) heeft veiligheidsnormen opgesteld voor werkzaamheden aan elektrische installaties. Zorg ervoor dat u een meetinstrument gebruikt dat geschikt is voor de desbetreffende IEC-categorie en waarvan de nominale spanning is goedgekeurd voor de omgeving waarin zal worden gemeten. Als er bijvoorbeeld een spanningsmeting in een elektrisch schakelpaneel met een spanning van 480 V moet worden uit- gevoerd, moet er een meetinstrument met de classificatie Categorie III 600 V of 1000 V worden gebruikt. Dit bete- kent dat de ingangsschakelingen van het meetinstrument zodanig zijn ont- worpen, dat deze bestand zijn tegen spanningstransinten die gewoonlijk in dit type omgeving voorkomen, zonder dat er gevaar voor de gebruiker bestaat. Wanneer u een meetinstrument kiest dat tevens het

UL-, CSA-, VDE- of TV-certificaat heeft, betekent dit dat het instrument niet alleen volgens de IEC-normen is ontwikkeld maar dat het bovendien door een onafhankelijke instantie is getest en goedgekeurd. (Zie Onafhankelijke tests)

Bekende situaties die kunnen leiden tot het defect raken van een DMM:

  • Contact met een wisselspanningsbron terwijl de meetsnoeren op de stroommeetingangen zijn aangesloten.
  • Contact met een wisselspanningsbron terwijl het instrument is ingesteld op weerstandsmeting.
  • Blootstelling aan hoogspanningstransinten.
  • Overschrijding van de maximale grenswaarden (spanning en stroom) van de ingangen.

Soorten beveiligingsschakelingen van DMMs:

  • Beveiliging met automatische herstelfunctie. Sommige multimeters zijn voorzien van schakelingen die een overbelasting herkennen en die de multimeter beschermen totdat de overbelasting is verdwenen. Nadat de overbelasting is verdwenen, keert de DMM automatisch terug naar normaal bedrijf. Deze functie wordt normaliter gebruikt om de ohm-meet- functie te beschermen tegen te hoge spanningen.
  • Beveiliging zonder automatische herstelfunctie. Sommige multimeters herkennen een overbelasting en beschermen de multimeter maar keren niet terug naar normaal bedrijf totdat de gebruiker een bepaalde handeling uitvoert, zoals het vervangen van een zekering.

Controleer bij elke DMM of de volgende veiligheidsvoorzieningen aanwezig zijn:

  • Afgezekerde stroomingangen.
  • Gebruik van hoogspanningszekeringen (600 V of meer).
  • Beveiliging tegen hoge spanningen tijdens het meten van weerstand (500 V of hoger).
  • Beveiliging tegen spanningstransinten (6 kV of meer).
  • Veiligheidsmeetsnoeren met vingerbescherming en gesoleerde aansluitingen.
  • Goedkeuring/certificaat van een onafhankelijk veiligheidsinstituut (bijv. UL of CSA).


Veiligheidschecklist

  • Gebruik een meetinstrument dat voldoet aan de algemeen aanvaarde veiligheidsnormen voor de desbetreffende meetomgeving.
  • Gebruik een meetinstrument met afgezekerde stroomingangen en controleer altijd eerst de zekeringen voordat u stroommetingen uitvoert.
  • Inspecteer de meetsnoeren op beschadiging voordat u een meting uitvoert.
  • Gebruik het meetinstrument om de doorgang van de meetsnoeren te controleren.
  • Gebruik alleen meetsnoeren met gesoleerde connectoren en vinger- bescherming.
  • Gebruik alleen meetinstrumenten met verzonken ingangen.
  • Kies de juiste functie en het juiste bereik voor uw meting.
  • Wees er zeker van dat het meetinstrument volledig intact is en goed functioneert.
  • Volg alle veiligheidsprocedures met betrekking tot de uitrusting op.
  • Koppel altijd het spanningvoerende (rode) meetsnoer het eerst los.
  • Werk nooit alleen.
  • Gebruik een meetinstrument dat een overbelastingsbeveiliging voor de ohm-meetfunctie heeft.
  • Wanneer stroom wordt gemeten zonder stroomtang, eerst de voeding van de door te meten stroomkring uitschakelen voordat u het instrument op de stroomkring aansluit.
  • Wees alert op hoge stromen en hoge spanningen en gebruik de juiste uitrusting, zoals hoogspanningsmeetprobes en stroomtangen voor hoge stroomsterktes.

Begripsomschrijving

Nauwkeurigheid. Hoe dicht de door de DMM weergegeven meetwaarde bij de werkelijke waarde van het gemeten signaal ligt. Uitgedrukt als percentage van de meetwaarde of als percentage van de volle schaal.

Analoge meter. Een instrument dat door middel van het uitslaan van een wijzer de waarde van een gemeten signaal weergeeft. De gebruiker bepaalt de meetwaarde aan de hand van de positie van de wijzer op een schaal.

Indicator. Een symbool dat het geselecteerde meetbereik of de geselec- teerde functie aangeeft.

Average responding-DMM. Een DMM die sinusvormige signalen correct meet maar meestal onjuiste resultaten geeft bij niet-sinusvormige signalen.

Count. Een getal dat wordt gebruikt om de resolutie van een DMM aan te geven.

Shunt. Een laagwaardige weerstand in een DMM voor het meten van stroom. De DMM meet de spanningsval over de shunt en berekent met behulp van de wet van Ohm de stroomwaarde.

DMM, digitale multimeter. Een instrument dat door middel van een digitaal display de waarde van een gemeten signaal weergeeft. DMMs zijn duurzamer, hebben een hogere resolutie en zijn veel nauwkeuriger dan analoge meetinstrument.

Niet-sinusvormig signaal. Een vervormde golfvorm zoals een pulstrein, blokgolven, driehoeksgolven, zaagtandgolven en pieken.

Resolutie. De mate waarin kleine veranderingen in een meetresultaat kunnen worden weergegeven.

RMS. Het equivalent van de gelijk- spanningswaarde van een wisselspanningssignaal.

Sinusvormig signaal. Een zuivere sinusgolf zonder vervorming.

True-RMS-DMM. Een DMM die zowel sinusvormige als niet-sinusvormige golven correct kan meten.

Voor ons ruime aanbod in multimeters klik HIER.

Bron: Fluke.nl

Geplaatst in .